Brothers

0 0 votes
Rating

Code rood, niet reizen’ geeft de website van de Nederlandse Rijksoverheid aan. In de Zuid-Thaise provincies Yala, Narathiwat en Pattani is er al tijden een strijd gaande tussen de moslimmeerderheid en de boeddhistische Thaise overheid, waardoor er gewaarschuwd wordt voor kleinschalige schietpartijen tussen soldaten en radicale jongeren, geweld tegen docenten en prullenbakbommen bij overheidsinstanties 

Na wat onderzoek kom ik erachter dat je hier in het dagelijks leven niet zoveel van merkt. De locals vertellen me dat als er al geweld is, dit een kleine groep relschoppers betreft die het gemunt hebben op overheidsdienaren. Na wat wikken en wegen besluiten Tieme (mijn partner) en ik het erop te wagen en onze fietsvakantie door dit gebied voort te zetten. Het is maar 300 kilometer naar de Maleise grens en we kunnen altijd nog onze fiets bovenop een rammelige bus binden, mochten we ons onveilig voelen.  

Hoe zuidelijker we komen hoe meer de boeddhistische tempels plaats maken voor moskeeën. Ook horen we meerdere malen per dag ‘Allah u-akhbar’ door de luidsprekers, de islamitische oproep tot gebed. Ik realiseer me dat ik eigenlijk maar weinig afweet van de islam en merk dat ik het reizen door dit gebied soms spannender vind dan dat ik wil toegeven. Het negatieve reisadvies heeft me bang gemaakt en de mannen met lange baarden in witte gewaden maken me nerveus.

Na een dag word ik gelukkig al wat rustiger, het gebied verschilt namelijk helemaal niet zoveel van de rest van Thailand. Net als overal staan de mensen vrolijk te zwaaien, vragen ze ons waar we naartoe gaan en worden er duimen opgestoken. Ook kom ik erachter dat die man die volgens mij een geweer uit zijn achterbak haalt, ons lachend een flesje water aanbiedt en dat die twee twaalfjarige jongetjes met een bom in hun broekzak, eigenlijk alleen maar even komen kletsen om hun Engels met ons te oefenen. Het lijkt er wel op dat de mensen hier nog opener en gastvrijer zijn. Overal zien we lachende gezichten, worden we hartelijk ontvangen en worden er familieleden uit alle straten geroepen om met ons op de foto te gaan. Door de negatieve nieuwsberichten komen hier bijna geen toeristen dus de mensen zijn blij als ze twee vrolijke fietsers voorbij zien rijden, die ze het tegendeel over hun provincies kunnen bewijzen. 

Als we op een ochtend door een dorpje langs het spoor fietsen, ontdekken we een klein eetstalletje waar een man op een gloeiend hete plaat broodjes aan het bakken is. ‘Dat is Maleise roti canai!’ roept Tieme blij. We besluiten te stoppen en terwijl we de warme roti dippen in een kruidige curry komt er een oude islamitische man bij ons zitten. Zijn ogen twinkelen en ondanks dat er nog maar één voortand in zijn mond bungelt, lacht hij jongensachtig. ‘Hello brothers!’ roept hij vrolijk. We kletsen wat en hij vertelt vol trots over zijn grote tuin waar hij een vijver met visjes heeft. Playing with fish makes me very very happy!’ zegt hij grijnzed. Dan vraagt hij of we moslim zijn en als we nee schudden verschijnt er wederom een grote grijns op zijn gezicht. ‘We are all brothers. You are my brother,’ zegt hij wijzend naar de eigenaar van het café en vervolgens met een haast kinderlijk enthousiasme wijst hij naar mij; ‘and you are my brother!’

Ik moet lachen om zijn manier van doen, het heeft iets knulligs maar het voelt zo oprecht. Zijn simpele manier van praten, guitige blik en warme lach maken dat we alles voelen en geloven wat hij zegt. En als onze nieuwe vriend ons nog een paar keer benadrukt dat we allemaal familie zijn en dat we altijd terug mogen komen, neem ik mezelf voor dat als ik ooit nog een keer bang ben voor een moslimman in een wit gewaad, dat hij waarschijnlijk speelt met de visjes in zijn tuin, dat hij net als ik houdt van roti canai en bovenal dat we allemaal brothers zijn.

Elske Huising